Het schrijven heeft me ruim een jaar gekost. Net zo lang als het duurt dat een kind zich van zijn eerste wankele stapjes naar zijn vaste vlotte loopje ontwikkelt. In die zin is God net als een jonge moeder, die de tijd neemt om mij van dat lachwekkende gewaggel naar die watervlugge beentjes te begeleiden. Fijn zo’n metafoor waarin je jezelf of een ander herkent, want ik ben zelf ook zo’n moeder geweest.
In die zin is God net als een jonge moeder, die de tijd neemt om mij van dat lachwekkende gewaggel naar die watervlugge beentjes te begeleiden.
Mijn oudste dochter schreeuwde al met 9 maanden ‘Zelf doen!’ als het op lopen aankwam, en ik ging daarin mee. Vooral aansluiten bij de ontwikkeling van dit kind, voelde ik instinctief aan. Maar soms wilde ik even opschieten na zo’n wandeling met onderbrekinkjes van vallen-en-opstaan, afleidingen die haar oog troffen en eigengereidheid in de te nemen route, en dan tilde ik haar op en renden we het laatste stukje samen. Dat was altijd fun, met mijn kracht kwamen we samen lekker snel op de bestemming, en het spannende stuiterende hotsen en botsen op mijn arm vond zij een heerlijke belevenis.
Zo’n grapje haalde God ook met mij uit. Ruim een jaar deed ik over het schrijven van het boek, met onderbrekingen genaamd baan-op-school, pubers in huis, sociale netwerken en alles wat jij je hierbij vast kunt voorstellen. De computer ging een paar uur aan en ook weer een paar uur uit. Tot God dat laatste stuk met me rennen ging. Ik zei thuis dat het misschien een goed idee was om me een paar dagen terug te trekken in een fijne stacaravan van vrienden om zo een stuk op te kunnen schieten met schrijven. Ik moest nog zeker twee-derde deel. En ik zou vier dagen gaan. Geen enkel hersendeeltje in mij dacht dat ik ’t af zou krijgen. Toen kwam ik in de caravan en tilde God me op. Met een enkele koffie- en broodjespauze en slechts een paar uur slaap per nacht was mijn boek na twee en een halve dag af. Hij tilde me op en rende met me weg. Grote stappen, snel thuis.